Volgens Montessori verloopt de ontwikkeling van de mens volgens een bepaald grondplan. Dit grondplan bestaat uit een aantal opeenvolgende fasen die ieder mens doorloopt.
Elk van deze ontwikkelingsfasen staat niet op zichzelf maar legt de basis voor de volgende. Een gevolg van deze ziens-wijze is het belang dat Montessori hechtte aan de eerste fase, de eerste ontwikkelingsperiode van 0 tot 6 jaar. Ze onderscheidde daarin 2 subfasen: van 0 tot 3 jaar en van 3 tot 6 jaar.
0 tot 3 jaar
Deze is te beschrijven als de periode waarin het kind zich ontwikkelt via zijn “absorberende geest”. Hiermee wordt de heel speciale wijze bedoeld waarop het jonge kind informatie opneemt uit zijn omgeving: de indrukken die het kind onbewust opdoet dringen door in zijn innerlijk leven en het kind verandert erdoor, hij bouwt aan zijn persoonlijkheid.
De omgeving speelt een grote rol bij de opbouw van de persoonlijkheid. Ze moet dan ook zodanig zijn dat het kind er van kan profiteren.
Het kind selecteert uit die omgeving dat wat het nodig heeft om bepaalde functies (praten, lopen, waarnemen…) te ontwikkelen. Dit selectief gericht zijn op bepaalde aspecten van de omgeving weerspiegelt een gevoelige periode van het kind. De taak van de opvoeders is het kind de gelegenheid te geven veel indrukken en ervaringen op te doen.
3 tot 6 jaar: Bewuste schepper of ontdekker
Montessori zegt van deze fase dat het kind nu de speciale hulp van de opvoeding op school nodig heeft. Dit is de periode waarin kinderen bewust indrukken opdoen en bij allerlei handelingen bewust ordenen.
Het is de “gevoelige periode” voor het opdoen van zintuiglijke ervaringen, voor waarnemingen in de omgeving, voor het leren van woorden en voor oefeningen uit het dagelijks leven. De waarneming en de coördinatie van de bewegingen verbeteren nu duidelijk en wordt meer verfijnder. De aandacht verscherpt en het kind kan zich langer en beter concentreren.
Een kenmerk van het kind is dat het zelf wil handelen en dat het aandacht heeft voor het nauwkeurige verloop van handelingen. Het kind herhaalt met plezier vele malen die aangeleerde handelingen vanuit een innerlijke behoefte. Van groot belang is een goed voorbereide omgeving waarin het kind aan zijn behoefte tot ontwikkeling kan en mag voldoen.
6 tot 12 jaar
In deze periode zijn de behoeften van de kinderen veranderd. Ze willen zich nu aansluiten bij anderen, gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels is groot. Ze zijn in de “gevoelige periode” gevoelig voor het opnemen van kennis en het verkrijgen van inzicht in de cultuur waarin ze leven. Montessori vindt het belangrijk dat kennis en maatschappelijk / sociale ervaringen tegelijkertijd worden verworven.
- 6 tot 9 jaar: Verkenner
In deze periode willen kinderen gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels is groot. Ze zijn in de gevoelige periode voor het verzamelen van kennis. In deze periode veranderen de behoeften van de kinderen. Zij willen zich nu aansluiten bij anderen en vooral gezamenlijk activiteiten ondernemen. Hun belangstelling voor normen, waarden en regels wordt groter.
- 9 tot 12 jaar: Wetenschapper
In de periode van negen tot twaalf jaar raakt het kind verder geïnteresseerd in het hoe en waarom. Het kind is nieuwsgierig, doet onderzoek en ontdekt wetmatigheden. Verbeeldingskracht wordt gebruikt om nieuwe variaties te bedenken. Het kind gaat verbanden zien tussen feiten waarmee het in aanraking komt en bouwt zo een wereldbeeld op. Het denkt na over de plaats van de mens in die wereld en wil inzicht krijgen in de cultuur waarin het leeft. Ze zijn in de ‘gevoelige periode’ voor het opnemen van kennis en het verkrijgen van inzicht in de cultuur waarin ze leven. Montessori vindt het belangrijk dat kennis en maatschappelijke en sociale ervaringen tegelijkertijd worden verworven. Wij noemen dat tegenwoordig het leren omgaan met normen en en waarden. Hier ligt de basis voor de maatschappelijke vorming.
12 tot 18 jaar
Dit is een periode van grote veranderingen. Het is volgens Montessori een kwetsbare periode wat betreft gevoelens van eigenwaarde en maatschappelijke aanpassing (te vergelijken met de eerste periode). Het onafhankelijkheidsgevoel zou, naar de opvattingen van Montessori verbonden moeten zijn met het vermogen om voor zichzelf te kunnen zorgen (economische onafhankelijkheid). Aan de kinderen van deze leeftijd moet veel eigen-verantwoordelijkheid en zelfstandigheid worden toegestaan.
Door alle periodes heen is er één blijvende gevoeligheid: de gevoeligheid voor de omgeving.